Zeilkoersen

 

Als je nou wedstrijden wilt gaan zeilen en je wilt weten hoe je je zeil moet houden bij elke koers, kun je dat hieronder zien (fig.1)

fig.1

 

Koers A          =          in de wind (zeil klappert) 

Koers B          =          aan de wind (zeil heel strak)

Koers C          =          halve wind (zeil tussen los en strak in)

Koers D          =          ruime wind (zeil erg los)

Koers E          =          voor de wind (zeil helemaal los)    

    

Uitleg bij fig.1:

 

De zwarte pijl moet de wind voorstellen, Je kan niet tegen de wind in varen want dan gaan je zeilen klapperen en vang je geen wind. Maar ligt er toch een boei tegen wind in en je moet er omheen, dan moet je koers B aanhouden en telkens overstag gaan (= met de voorkant van je boot door de wind heen draaien).

Zie fig.2

 

fig.2

 

Uitleg bij fig.2:

De blauwe pijl is jouw koers, en de rode pijltjes geven overstagen aan en de grijze pijl geeft aan waar de wind vandaan komt.

Welke koersen je in een wedstrijd moet varen bepalen dus je zeilstand.